Om 7 uur gaat de wekker. We treffen de laatste voorbereidingen, leggen alles slingervast en roepen de portauthority op om uit te klaren. “Nog even niet, we hebben op dit moment net een cruiseschip binnen, probeer het over een uurtje nog een keer”. Met een uurtje proberen we het weer, maar dan komt er net een duwbak binnen die zeker een uur nodig heeft om vast te leggen aan de kade. En als we voor de derde keer oproepen is cruiseschip nummero 2 net binnen. Al met al varen we om 12 uur samen met nog twee zeilschepen naar het dock. Het in- en uitklaar proces in Aruba is niet zo jacht vriendelijk. Je bent verplicht om met je schip tegen een oude betonnen kade aan te leggen met grote zwarte autobanden, die van die heerlijke zwarte vegen op je witte romp achterlaten. We leggen aan tussen een oude Venezolaanse roestige bak en een enorme catamaran van 77 ft. De dames van immigratie & douane kijken toe. We liggen aan lager wal te hobbelen tegen de kade. Niet echt plezierig.
De dames pakken onze bootpapieren en paspoorten aan en stappen in hun airco gekoelde auto’s op weg naar kantoor. De schippers moeten met de immigratie meerijden. Naar de boten wordt verder niet gekeken. Dus het is ons een raadsel waarom we met de boot naar de haven moeten komen en niet zoals in de hele Caribbean gewoon met de dinghy uit kunnen klaren. Een kwartiertje later komen ze weer voorrijden, ze toeteren ten teken dat ze er zijn en doen dan het raam of de deur van de airco gekoelde auto weer open om ons de documenten terug te geven. Eenmaal terug aan boord, blijkt er geen uitklaar stempel in ons paspoort te staan. Dus weer terug…. “Dat doen we niet bij Nederlanders, het is ok zo”. En nu moesten we snel weg gaan, want ze waren druk. We wachten nog even tot de catamaran ‘Picon’ voor ons wegvaart en gooien dan de lijnen los en verlaten de haven van Aruba. Eenmaal buiten op dieper water zetten we de boom en het voorzeil en stuiven met een 7,8 knopen weg. Een record, wow. Blabber heeft de Salsa in zijn kop en danst met z’n kont op de golven in de richting van Colombia.
130 mijl naar Cabo de la Vela
De tocht naar Cabo de la Vela is totaal 130 mijl en we zeilen een nachtje door. We gaan als een speer! We lopen gemiddeld 7 knopen. Om half 7 gaat de zon onder en komt er al snel een prachtige sterrenhemel voor in de plaats. In het water zie ik fluoriserende lichtjes. Magisch. We krijgen ook meer wind en halveren het voorzeil, zodat we dit niet vannacht tijdens een wacht alleen hoeven te doen. Op het kleine lapje dat overblijft lopen we nog steeds gemiddeld 6 knopen. De maan (bijna vol) komt op rond 22.00 uur.
De Venezolaanse eilanden Monjes del Sur & Norte laten we letterlijk links liggen omdat eerdere boten daar vervelende ervaringen hebben gehad. We zien wel de vuurtoren. Gevolgd door de vuurtoren van de Kaap Falso, de noordelijke kaap van schiereiland de la Guajira van Colombia. Onderweg ligt er nog een groot vrachtschip op ramkoers, maar als Ben hem oproept blijkt hij ons (de AIS) wel te zien. Hij passeert ons op nog geen twee mijl… We zijn nog steeds zo blij met de AIS.
’s Morgens varen we langs de kust naar Cabo de la Vela. De wind en golven zijn nog steeds hoog en ruw. We verwachten dat het om de kaap eenmaal rustiger wordt. NOT!! Om de ‘Zeilkaap’ blijkt de wind recht van voren te komen. Alleen de golven ontbreken. We laten het anker vallen op 3 meter waterdiepte. Het landschap om ons heen is een beetje surrealistisch. Woestijnachtig, met bruin zand en dorre bergen, rieten huisjes met hangmatten en koepeltentjes, een kite- en surfschool en zandwegen. Helaas waait het voor ons te hard om naar de kant te gaan en dat blijft het doen. Dus we moeten het doen met de beelden via de verrekijker. We zijn het enige schip in de baai. Wel liggen er een paar kleine vissersbootjes.